Het uitgangspunt bij het interieur-ontwerp bestaat erin om de meubels structurerend en organiserend voor de hele ruimte te laten werken. Wanden lossen op en maken plaats voor kasten. Hierbij benadrukt de vormgeving de ergonomie. Deze geïnverteerde manier om een ruimte open te werken, laat toe om een continue ruimte te creëeren en tegelijk voldoende afgebakende en gedefinieerde plekken te hebben.
Het grote centrale super-meubel vormt daarbij het hart waarrond er geleefd wordt.

Voor de badkamer werd er gekozen om het element water en rust vorm te geven. Het resultaat is een ontwerp dat zich in de doorsnede van een meubel en een ruimtelijke inrichting bevindt. Ook hier ontstaan er duidelijk gedefinieerde plekken (wastafel, douche-ruimte, ...) met een specifieke functie, zonder de continuïteit van de ruimtes op te geven. Ook hier is de ergonomie nadrukkelijk gebruikt als vormgever van het hele ontwerp.