ONDERWEG +
‘Onderweg' wil als studie nagaan hoe vanuit een vernieuwende kijk op onze snelwegen, stedenbouw kan bijdragen tot het omvormen van de snelweg tot een onderweg leefomgeving. De studie bevat vier grote delen. In een eerste meer theoretisch en filosofisch deel wordt getracht om de snelweg te her-contextualiseren. Bij deze her-contextualisering worden de snelweg en zijn gebruiksmogelijkheden benaderd vanuit een mentaliteitsverschuiving van locatiegebondenheid naar onderweg zijn. In een tweede deel wordt op deze benadering voortgebouwd om een praktisch instrumentarium te ontwikkelen waarmee binnen de ge-hercontextualiseerde snelweg stedenbouwkundig verder gedacht en gewerkt kan worden. In deel drie vinden benadering en instrumentarium hun toepassing in de casestudy Jabbeke E40-A10. Tenslotte volgt er nog een nabeschouwing op de studie.
Niettegenstaande trein- en vliegverkeer een belangrijke rol spelen in het bevorderen van onze mobiliteit, is het vooral het wegverkeer dat in onze Westerse landen aan de grondslag ligt van exponentieel toenemende activiteitenstromen. De snelle groei die nationale en internationale (onderweg)stromen van diensten, goederen en personen gekend hebben gedurende de laatste vijftig jaar is mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van een grensoverschrijdend netwerk van snelwegen in combinatie met steeds comfortabelere (vracht)wagens.
Snelwegen en hun omgeving staan in een Lat-relatie tegenover elkaar. Op vele plaatsen zijn ze echter zo dicht naar elkaar toe gegroeid dat ze elkaar zowaar fysisch raken. Op zoek naar uitbreidingsruimte drukken beide tegen dezelfde ruimtelijke grens. Toch blijven ze ruimtelijk van elkaar gescheiden door bermen, geluidswallen, schaamgroen en restruimtes. Stedenbouwkundigen zijn er blijkbaar nog niet in geslaagd om de druk van beide ruimtelijke onderdelen positief-ruimtegenererend toe te passen. Snelwegen blijven grotendeels hinder-assen binnen onze leefomgeving ondanks het feit dat we er in onze mobieler wordende maatschappij steeds afhankelijker van worden. Kan de snelweg ooit een ruimtelijke meerwaarde voor zijn omgeving vormen? Nieuwe technologieën als fluisterasfalt en stillere milieuvriendelijke wagens blijven bijdragen tot het verminderen van het hinderniveau. Als de snelweg steeds minder hinderlijk wordt, hoeft hij niet langer van zijn omgeving afgescheiden te worden. De studie gaat ervan uit dat de Lat-relatie tussen snelweg en omgeving kan uitgroeien tot een eigen volwaardige ruimtelijke entiteit.
Dit vergt eerst en vooral een analyse van de overeenkomsten en de verschillen tussen snelweg en omgeving. Snelwegen zijn gericht op doorstroom, terwijl onze leefomgeving voorkeur geeft aan rust. Om een blijvende doorstroom mogelijk te maken dient er echter ook af en toe op snelwegen gestopt, gerust of ontspannen te kunnen worden. Onze huidige leefomgeving bestaat dan weer grotendeels uit velden van aan elkaar gegroeide dorpen waar steeds mobielere mensen op zoek zijn naar vestigingsplaatsen van nieuwe centrumactiviteiten (supermarkten, ontspanningsparken, winkelketens, autocentra, …) en waar nieuwe centrumactiviteiten op zoek zijn naar vestigingsplaatsen. Om die nieuwe centrumactiviteiten rendabel te maken zijn locaties nodig die een grote doorstroom enerzijds combineren met vlotte afstapmogelijkheden anderzijds. De Lat-relatie tussen snelweg en omgeving biedt in die zin een enorm potentieel tot het ontwerpen van afstapplekken.
Kijkend vanuit onze mobiliteit stellen we vast dat de wagen steeds meer als een verlengstuk van onszelf en als een thuis voor onderweg gaat fungeren. De accessoireruimte tussen snelweg en omgeving kan aldus uitgroeien tot een nieuw dorp voor onderweg. Indien we als maatschappij steeds mobieler worden, zullen we ook steeds beter ruimtelijk, sociaal, psychologisch, … moeten leren omgaan met onderweg zijn. Als we de negatieve gevolgen hiervan op onze leefruimte willen beperken zullen we intelligenter met de ruimtelijke consequenties van onze individuele mobiliteit moeten gaan omspringen. De studie gaat op creatieve zoektocht naar ruimtelijke ritsmogelijkheden met en rondom de snelweg. Hiermee wordt tevens getracht om de rijkdom van het onontgonnen terrein van snelweg als gebruiksruimte aan te tonen. Ook al kan dit slechts door een geleidelijk groeiproces tot stand komen, toch wil deze studie aantonen dat dit proces stedenbouwkundig gestimuleerd en in goede banen dient geleid te worden.
Concreet betekent dit dat een heel kluwen aan programma's gehuisvest wordt binnen een landschap waar de weginfrastructuur voor een ruimtelijke meerwaarde zorgt en waarin zowel spontane als georganiseerde functies een plek kunnen vinden. Activiteiten die onderweg zijn kunnen op dergelijke plekken tijdelijke neerslaan om vervolgens naar een volgende plek door te reizen. Personen die onderweg zijn kunnen hier tijdelijk halt houden en dwalend of doelgericht gebruik maken van de functies en programma's die op dat moment op de afstapplek actief zijn.
Afsluitend willen we onderlijnen dat maatschappelijke stromen steeds op zoek gaan naar een (openbare) plaats. In onze hoogtechnologische en mobieler wordende postmoderne maatschappij blijken steeds minder ruimtelijke aspecten nood te hebben aan een permanente vaste plek. De voordelen die eigen zijn aan een statische en dus eigen vaste ruimte, wegen steeds minder op tegen een tijdelijke en dus evoluerende ruimte. Hoewel de nood aan een vaste plek afneemt, blijft de nood aan (vaste) bakens onderweg wel bestaan. Die bakens moeten uitgroeien tot plekken waar planning en coïncidentie in elkaar vloeien. Zo ontstaat ruimte voor halfgevormde gedachten als platforms voor creativiteit, innovatie en spontaniteit. Het is van cruciaal belang dat deze plekken zich niet als objecten of eilanden manifesteren, maar dat ze eerder uitgroeien tot stedenbouw en architectuur met een variatie aan ruimtelijke relaties. Het zijn plekken die een onderdeel vormen van en bijdragen tot een meer samenhangende ruimte. Ook al blijven het in eerste instantie openbare gebruiksplekken voor onderweg. Zij bieden een gevoel van geborgenheid. De louter technische benadering van de snelwegcontext wordt overstegen. Er worden aanleidingen gecreëerd voor de ontwikkeling van een (nieuwe) sociale infrastructuur. Veel restgebieden gaan binnen deze aanpak uitgroeien tot een positieve omgeving waarbinnen een afstapplaats of onderwegplek constant kan evolueren en muteren onder impuls van zijn tijdelijke gebruikers. Alhoewel het hier gaat om een oorspronkelijk voor de wagen gegenereerde context, zal de wagen slechts een onderdeel van dit nieuwe ‘ecosysteem' vormen. Hiermee kan de snelweg zich eindelijk ontwikkelen van een infrastructuur met miskende ruimtelijke potenties tot een volwaardige, dynamische en genererende openbare ruimte. De stedenbouw zal dan naast het gebouwde ook het mobiele, naast de massa ook de stroom en naast de dichtheden ook de snelheden opnemen.
> terug